Les régions productrices de pommes de terre (essentiellement le Nord du Sillon Sambre/Meuse) se partagent entre une large zone au Centre du pays qui n’a reçu que de 20 à 30 mm, tandis que les Provinces de Flandre occidentale, d’Anvers et de Liège ont été un peu plus arrosées (30 à 40 mm). Il faut surtout rappeler que l’essentiel de ces pluies est tombé durant la 1ère décade d’avril, de sorte qu’à ce jour la sécheresse se marque dans de nombreuses parcelles après quasiment 1 mois sans pluie. Cela n’a pas entravé la levée des pommes de terre, et les conditions sèches en début de culture favorisent le développement racinaire, ce qui peut être positif pour la suite.
Mais cela complique les traitements herbicides (buttes non rassises, efficacité des herbicides radiculaires), voire les opérations de buttage définitif (pour ceux qui travaillent en 2 passages). La réserve hydrique s’amenuise, alors que la période critique pour les variétés hâtives (implantées essentiellement en Flandres occidentale et orientale) approche (juin). Pour les variétés mi-hâtives et (mi-) tardives, cette période critique se situe plutôt en juillet/août. Par contre, on sera attentif aux excès de chaleur qui peuvent perturber la tubérisation. Les conditions actuelles sèches (et bientôt (très) chaudes) sont favorables aux vols de pucerons et au développement des doryphores.
Sécheresse en Belgique (10 mai)
In onderstaande grafiek wordt de evolutie van de eventuele droogte of het neerslagoverschot weergegeven in de tijd. De rode lijn geeft weer hoe de totale neerslaghoeveelheid van de laatste 90 dagen zich verhoudt (in percent) ten opzichte van de klimatologisch normale waarde. Het gaat om een gemiddelde voor de ganse oppervlakte van België. De groene en blauwe lijnen zijn respectievelijk: de evolutie van de natste periode van 90 dagen op dezelfde datum en van de droogste periode van 90 dagen op dezelfde datum.
Op de kaartjes hieronder wordt getoond hoe de huidige en de voorspelde droogte-index zich ruimtelijk manifesteert. Er wordt gebruik gemaakt van een genormaliseerde index van de gecumuleerde neerslag van de afgelopen 90 dagen (SPI-3). De gebruikte klassen "nat / droog", "zeer droog / zeer nat" en "extreem nat / extreem droog" zijn opgesteld in verhouding tot een klimatologische referentieperiode van 1991 tot 2020 en komen respectievelijk overeen met terugkeerperiodes van 10 tot 30 jaar, 30 tot 50 jaar en meer dan 50 jaar. Voor de voorspelling wordt gebruik gemaakt van de gecumuleerde neerslag van de afgelopen 80 dagen en van de voorspelling van de gecumuleerde neerslag voor de komende 10 dagen. De voorspellingen komen van het Europese weermodel van het ECMWF.
